Cognitieve Gedragstherapie (CGT) en Acceptance and Commitment Therapy (ACT) zijn beide vormen van psychotherapie die gericht zijn op het verbeteren van het mentale welzijn. Hoewel er enige overlap is tussen de twee benaderingen, zijn er ook belangrijke verschillen in hun theoretische kaders en behandelmethoden.
CGT richt zich voornamelijk op het identificeren en veranderen van negatieve gedachten en gedragspatronen die bijdragen aan psychische problemen. Het uitgangspunt van CGT is dat onze gedachten invloed hebben op onze emoties en gedragingen, en dat door het veranderen van negatieve denkpatronen, we positievere emoties en gezonder gedrag kunnen ontwikkelen. CGT maakt gebruik van verschillende technieken, zoals cognitieve herstructurering en gedragsexperimenten, om disfunctionele denkpatronen aan te pakken en gezonder gedrag te bevorderen.
ACT daarentegen richt zich op het ontwikkelen van psychologische flexibiliteit door acceptatie en bewustzijn van het hier-en-nu moment. In plaats van negatieve gedachten te bestrijden of te veranderen, streeft ACT ernaar om een open en accepterende houding aan te nemen ten opzichte van onze gedachten en emoties. Het doel is om te leren omgaan met ongemakkelijke gevoelens en gedachten in plaats van ze te vermijden, en te handelen in overeenstemming met onze waarden en doelen. ACT maakt gebruik van technieken zoals mindfulness, defusie, waarden- en toegewijde actie om psychologische flexibiliteit te bevorderen.
Het verschil tussen CGT en ACT ligt dus in hun benadering van gedachten en emoties. CGT richt zich op het veranderen van negatieve denkpatronen, terwijl ACT zich richt op het vergroten van de acceptatie en het bewustzijn van gedachten en emoties zonder ze noodzakelijkerwijs te veranderen. Beide benaderingen kunnen effectief zijn bij het behandelen van verschillende psychische problemen, maar de keuze tussen CGT en ACT hangt af van de specifieke behoeften en voorkeuren van de individuele cliënt.
Het is ook belangrijk op te merken dat CGT en ACT niet noodzakelijkerwijs als concurrerend worden beschouwd, maar eerder als complementaire benaderingen. Sommige therapeuten combineren elementen van beide benaderingen in hun behandeling, afhankelijk van de behoeften van de cliënt.